Dordtse Leerregels Hfd. 2 paragraaf 1-3

Hoofdstuk 2

Van de dood van Christus en de verlossing van de mensen daardoor.

 

Paragraaf 1

God is niet alleen ten hoogste barmhartig, maar ook ten hoogste rechtvaardig. Zo heeft Hij Zich in Zijn Woord geopenbaard. En Zijn gerechtigheid eist dat onze zonden, die tegen Zijn oneindige Majesteit begaan zijn, gestraft worden. Niet alleen met tijdelijke, maar ook met eeuwige straffen aan lichaam en ziel.

Die straffen kunnen wij alleen ontgaan als aan de gerechtigheid van God genoegdoening gegeven wordt.

Wij hebben door onze zonden Gods straffen verdiend. Er zijn tijdelijke straffen die de Heere in ons leven geeft, zoals ziekte en andere verdrietige dingen. Er komen ook eeuwige straffen, als wij onbekeerd sterven.

God is daarin rechtvaardig. Hij moet eigenlijk wel straffen, anders zou Hij juist niet rechtvaardig zijn! We kunnen ook zeggen: Gods gerechtigheid eist straf. Of: aan Gods gerechtigheid moet voldaan worden. Of: Gods gerechtigheid eist genoegdoening. Dan pas kunnen wij de straffen ontgaan.

 

Paragraaf 2

Maar wij kunnen zelf geen genoegdoening geven en ons van de toorn van God bevrijden. Daarom heeft God uit oneindige barmhartigheid Zijn eniggeboren Zoon ons tot een Borg gegeven. Die is voor ons (of: in onze plaats) tot zonde en vervloeking geworden aan het kruis, opdat Hij voor ons genoegdoening zou geven.

Zelf kunnen wij aan die gerechtigheid van God nooit meer voldoen. Maar dat kan wél door een Ander. Dat kan alleen door Gods Zoon, de Heere Jezus Christus!

God heeft Zijn Zoon gegeven tot een Borg. Een borg is iemand die alle schuld van een ander op zich neemt en betaalt. De Heere Jezus, de Borg, neemt alle zonden van Zijn volk en de vloek van God op Zich. Hij geeft voldoening aan Gods gerechtigheid door alle straf te ondergaan. Hij moet daarvoor sterven aan het kruis, want de kruisdood was een vervloekte dood. Dat doet Hij, Die Zelf zonder zonde is, in de plaats van Zijn volk!

Het is niet te zeggen hoe groot Gods barmhartigheid is, dat Hij Zijn enige Zoon gegeven heeft om Borg te zijn.

 

Paragraaf 3

Deze dood van de Zoon van God is de enige en volmaakte offerande en genoegdoening voor de zonden. Zij is van oneindige kracht en waardigheid en overvloedig genoegzaam tot verzoening van de zonden van de hele wereld.

De dood van de Borg wordt een offerande of offer genoemd, want Hij offerde Zichzelf. Het is het enige offer dat volmaakt is en waarmee voor de zonden betaald kan worden. Daarmee alleen wordt aan Gods gerechtigheid voldaan (voldoening). We kunnen ook zeggen: daarmee alleen wordt God verzoend. Dus er is alleen maar verzoening mogelijk door voldoening!

De waarde van het offer is zo groot, dat het genoeg is om al de zonden van de hele wereld te verzoenen en weg te nemen!