Paragraaf 4
Dat deze dood van oneindige kracht en waardigheid is, komt omdat de Persoon Die deze dood ondergaan heeft, niet alleen een waarachtig en volkomen heilig mens is, maar ook de eniggeboren Zoon van God is. Hij is van eenzelfde wezen met de Vader en de Heilige Geest, eeuwig en oneindig. Zodanig moest onze Zaligmaker zijn.
Daar komt bij, dat Zijn dood gepaard ging met het gevoel van de toorn van God en van de vloek, die wij door onze zonden verdiend hadden.
Dat de waarde van dat offer zo groot is, komt omdat de Borg niet alleen een heilig en volmaakt mens is, maar Hij is ook God! Evenals de Vader en de Heilige Geest is Hij eeuwig God.
God is oneindig en daarom heeft het offer van Christus een oneindige waarde. Omdat Hij God is, heeft Hij aan het kruis zo oneindig veel geleden, zoveel als Zijn volk eeuwig in de hel zou moeten lijden! Zo erg was de toorn en de vloek van God die op Hem lag! Zo alleen kon de toorn en de vloek worden weggenomen. Alleen door een Zaligmaker, Die God en mens is.
Paragraaf 5
Vervolgens bestaat de belofte van het Evangelie hierin, dat een ieder die in de gekruisigde Christus gelooft, niet zal verderven, maar het eeuwige leven zal hebben.
Deze belofte moet aan alle volken en mensen, tot wie God naar Zijn welbehagen het Evangelie zendt, verkondigd en voorgesteld worden, zonder onderscheid te maken. Zij moet gepaard gaan met bevel van bekering en geloof.
Nu belooft de Heere in het Evangelie (de blijde boodschap die wij horen!) dat iedereen die in de gekruisigde Christus gelooft, niet verloren zal gaan, maar het eeuwige leven zal krijgen. Deze belofte moet aan iedereen verkondigd worden, die het Evangelie horen mag.
Maar… om daaraan deel te krijgen, is bekering en geloof nodig. Het is dan ook Gods bevel: ‘Bekeert u en gelooft het Evangelie!’ Allen moeten en mogen hetzelfde horen. Er mag dus geen onderscheid gemaakt worden.

