Dordtse Leerregels hfd. 3-4 paragraaf 15

Paragraaf 15

Deze genade is God aan niemand schuldig. Want wie heeft God eerst iets gegeven, waardoor Hij verplicht zou zijn iets terug te geven? Ja, wat zou God schuldig zijn aan hem, die van zichzelf niet anders heeft dan zonde en leugen? Diegene die deze genade ontvangt, is dan ook Gode alleen daarvoor eeuwige dankbaarheid verschuldigd. Hij dankt Hem daar ook voor.

Diegene die deze genade niet ontvangt, stelt op deze geestelijke dingen ook geheel geen prijs. Hij behaagt zichzelf met het zijne. Of, als een zorgeloze roemt hij zonder grond dat hij heeft, hetgeen hij niet heeft.

Verder moet men van degenen die hun geloof uiterlijk belijden en hun leven beteren, het beste oordelen en spreken. Daarin zijn de apostelen ons ten voorbeeld.

En wat anderen betreft die nog niet geroepen zijn: voor hen moet men tot God bidden. Want Hij roept de dingen die niet zijn alsof zij er waren. Wij moeten met hen geenszins hoogmoedig omgaan, alsof wij onszelf tot een uitzondering hadden gemaakt.

 

Niemand heeft recht op die genade van geloof en bekering. God is aan niemand verplicht om het te geven. Want wat is de mens? Hij zit vol met zonde en leugen!

Als iemand deze genade krijgt van God, is hij verplicht Hem er eeuwig voor te danken. En dat doet hij ook!

Hoe is het met degene, die die genade niet krijgt? Wel, hij verlangt er niet echt naar. Hij stelt er geen prijs op. Hij heeft genoeg aan alles wat hij op deze wereld heeft. In plaats van God lief te hebben, heeft hij alleen zichzelf lief.

Er zijn ook mensen die denken en zeggen dat ze deze genade hebben. Maar toch hebben zij die niet. Zij zijn zorgeloos, want zij onderzoeken zichzelf niet of zij wel echt genade hebben. Want dat moet iedereen doen. Daarbij moeten wij de Bijbel gebruiken.

Verder moeten wij bedenken dat wij niet in het hart van een ander kunnen kijken. Als andere mensen uiterlijk (met hun verstand) hun geloof belijden en proberen te leven zoals het in de Bijbel staat, moeten wij het beste van hen denken. Dan mogen wij dus niet zomaar zeggen dat zij geen echt geloof hebben.

Voor degenen die nog niet geroepen zijn, moeten we bidden. Wij mogen helemaal niet hoogmoedig zijn, want wij zijn echt niet beter dan zij!