Morgendienst/ bediening Heilige Doop
Zingen: Psalm 88 : 11
Zingen: Psalm 89 : 13
Schriftlezing Johannes 18 : 12 – 27
Zingen (bij binnendragen) ps 105 : 5, (na doop) ps 134 : 3
Zingen: Psalm 22 : 10, 15 en 16
Zingen: Psalm 31 : 19
‘Christus alléén’.
1) Ik ben het (vs 20,21)
2) Ik ben niet (vs 17b,25b,27a)
Vragen voor onze kinderen en jongeren:
1.Waarover gaat de preek eigenlijk? Waarom niet allereerst over Petrus?
2.Wat hoor je over de ingang, de doorgang en de uitgang van Jezus lijden?
3.De Heere Jezus was vooral de zwijgende Getuige (hoorde je in de vorige preek); wat heeft Hij wél gezegd (vers 20 en 21)?
4.Hoeveel discipelen waren er in de zaal van Kajafas en welke naam weten we?
5.Waarom is het zo erg dat Petrus zegt ‘Ik ben niet’?
6.Wat is het verschil tussen zijn woorden en daden in Gethsemané en hier?
7.Welke twee dingen krijgt Petrus te horen waarom ze hem herkennen? Waaraan ben jij herkenbaar?
8.Heb jij de Heere (Jezus) weleens verloochend?
9.Christus ‘zweert’ in de zaal van Kajafas en Petrus ook; welk verschil is er?
10.Leg uit: ‘de Heere Jezus geeft Petrus geen stem en geen hand maar Zijn oog’.
Middagdienst/ leerdienst Dordtse Leerregels V, 13
Zingen: Psalm 105 : 3
Zingen: Psalm 40 : 4
Schriftlezing: Psalm 30
Zingen: Psalm 80 : 2, 5, 9 en 11
Zingen: Psalm 16 : 4 en 6
Zingen: Psalm 51 : 6
Gods’ aangezicht in het leven van de gelovige.
1) de verberging van Zijn aangezicht (en waarvan…dood)
2) de aanschouwing van Zijn aangezicht (waarvan…leven)
3) de aansporing vanwege Zijn aangezicht (overige tekst)
Vragen voor onze kinderen en jongeren:
1.Waarom gaat het in deze preek over Gods’ aangezicht?
2.Kun je wat Bijbelplaatsen noemen waar we daarover lezen?
3.Waarom is van nature dat aangezicht van God voor iedereen verborgen?
4.Hoe wordt dat voor een wedergeboren christen?
5.Wat zegt paragraaf 13 over de verberging van Gods’ aangezicht voor Zijn kinderen?
6.Wat zijn de oorzaken dat God Zijn aangezicht verbergt?
7.Kun je het voorbeeld van David zelf navertellen en ook van Absalom?
8.Wat zijn ‘godvruchtigen’ en wat wordt bedoeld met ‘zoeter dan het leven’?
9.Waartoe worden de gelovigen opgeroepen? Geldt dat ook voor jou?
10.Wat moeten kinderen van God dan wél doen en wat moeten ze níet doen?