Morgendienst
Zingen: Psalm 89 : 1 (i.v.m. het afreizen van ds. J.Schipper)
Zingen: Psalm 119 : 83
Schriftlezing Hosea 10
Zingen: Psalm 65 : 2, 4 en 9
Zingen: Psalm 123 : 1
Zingen: Psalm 84 : 3
Tekst: Hoséa 10 : 12
‘Tijd om de HEERE te zoeken’. We letten op:
1) weelde–tijd (tekstverband)
2) werkens-tijd (Zaait…zoeken)
3) wachtens-tijd (totdat…regene)
Vragen voor onze kinderen en jongeren:
1.Wanneer leefde de profeet Hoséa en wat betekent zijn naam?
2.Waarom spreekt Hoséa van die verschrikkelijke profetieën?
3.Wat zijn de overeenkomsten van de ‘weelde-tijd’ toen en de ‘weelde-tijd’ nu?
4.Wat is een ‘braakland’? En wat betekent die oproep letterlijk: ‘braakt u een braakland’?
5.Welke dringende boodschap komt er met die oproep tot het volk en tot ons?
6.Welke twee andere ‘werkzaamheden’ klinken in onze tekst?
7.Wat is daarvan de betekenis?
8.Leg uit: ’dewijl het tijd is de HEERE te zoeken’.
9.Zoek jij de HEERE al? Hoe doe je dat?
10.Waar ‘wacht’ het nu op? Is dat ‘afwachten’ of ‘verwachten’?
Middagdienst, leerdienst Dordtse Leerregels II, 1- 3
Zingen: Psalm 25 : 3
Zingen: Psalm 64 : 10
Schriftlezing: Genesis 43 : 1 – 14
Zingen: Psalm 130 : 2, 3 en 4
Zingen: Psalm 32 : 3
Zingen: Psalm 48 : 6
‘Jezus als de schuldovernemende Borg’.
1) De noodzaak van deze Borg (par.1)
2) De gave van deze Borg (par. 2)
3) De rijkdom van deze Borg (par. 3)
Vragen voor onze kinderen en jongeren:
1.Welke twee deugden van God noemt paragraaf 1?
2.Waarom is het zo belangrijk dat we spreken over ‘verzoening door voldoening’?
3.Wat bedoelen we met deze uitdrukking: ‘het is nodig bevindelijk te leren dat wij nooit meer kunnen betalen voor de zonde’?
4.Wat is de grootste gave van God de Vader?
5.Wat is een ‘borg’? Kun je het ‘alledaagse’ voorbeeld vertellen en het ‘Bijbelse’ voorbeeld (uit de Schriftlezing) navertellen?
6.Voor wie is de gave van God de Vader en hoe deel je in dat wonder?
7.Leg uit: ‘de offerdood van Christus is de enige en volmaakte offerande’.
8.Wat zeggen onze Dordtse vaderen over de kracht en waardigheid van het offer van Christus?
9.Kun je het voorbeeld navertellen van de zon en de blinden?

