Dordtse Leerregels Hfd. 3-4 paragraaf 5-7

Paragraaf 5

Zoals het met het licht der natuur toegaat, zo gaat het ook toe met de wet der tien geboden, die in opdracht van God door Mozes in het bijzonder aan de Joden is gegeven.

De wet ontdekt wel de grootheid van de zonde en overtuigt de mens meer en meer van zijn schuld. Maar het middel tot herstel wijst de wet niet aan en zij geeft ook geen vermogen om uit deze ellende te geraken. De wet is door het vlees krachteloos geworden en doet de overtreder onder de vloek blijven. Daarom kan de mens door de wet de zaligmakende genade niet verkrijgen.

Hetzelfde gebeurt ook met de wet van de tien geboden. De wet van God laat ons zien hoe groot onze zonde en onze schuld is tegenover God, omdat wij Zijn geboden overtreden. Maar in die wet lezen we niet hoe wij behouden kunnen worden. Door die wet kunnen wij niet uit onze ellende verlost worden. Wij blijven onder de vloek van de wet liggen. Want God is de Wetgever en Hij heeft gezegd dat iedereen die Zijn wet overtreedt, vervloekt is! Nee, ook door de wet kunnen wij geen genade krijgen om zalig te worden.

 

Paragraaf 6

Wat het licht der natuur en de wet niet kunnen doen, doet God door de kracht van de Heilige Geest en door het Woord. Dat is de bediening der verzoening, het Evangelie van de Messias.

Het heeft God behaagd daardoor de gelovige mensen, zowel onder het Oude als onder het Nieuwe Testament, zalig te maken.

Wat het licht van de natuur (artikel 4) en de wet (artikel 5) niet meer kunnen doen, dat doet God door Zijn Woord en door de kracht van de Heilige Geest. Wij noemen dat: de bediening der verzoening, het Evangelie van de Messias (Christus). Hierdoor wil God de mensen die geloven, zalig maken. De mensen die vroeger leefden in de tijd van het Oude Testament en ook die in deze tijd leven, de tijd van het Nieuwe Testament.

 

Paragraaf 7

Deze verborgenheid van Zijn wil heeft God in het Oude Testament aan slechts weinigen bekend gemaakt, maar in het Nieuwe Testament heeft Hij die aan meer mensen geopenbaard. Want het onderscheid der volken is nu weggenomen.

De oorzaak van het onderscheid in het schenken van deze openbaring moet niet gezocht worden in de waardigheid van het ene volk boven het andere volk of in een beter gebruik van het licht der natuur. Nee, het is het geheel vrije welbehagen en de onverdiende liefde van God.

Daarom moeten degenen die zo’n grote genade boven, ja, tegen alle verdienste in, ontvangen, dit met een nederig en dankbaar hart erkennen.

Maar omdat er anderen zijn die deze genade niet ontvangen, moeten zij de rechtvaardigheid van Gods strenge oordelen aanbidden. Er mag geenszins nieuwsgierig onderzoek naar gedaan worden.

God had Zijn wil om mensen zalig te maken voor ons eerst verborgen. Maar Hij heeft het bekend willen maken. In de tijd van het Oude Testament aan weinigen, maar in onze tijd aan meer mensen. Eerst wist alleen het Joodse volk ervan, maar na de pinksterdag is het onderscheid tussen de volken weggenomen.

Dat onderscheid tussen het Joodse volk en de andere volken was er niet omdat het ene Joodse volk waardiger of beter was dan de andere volken. Nee, het geldt ook hier: het is alleen het vrije welbehagen van God en Zijn onverdiende liefde. Daarom moeten degenen die zo’n grote genade ontvangen daarvoor nederig en dankbaar zijn.

Het is Gods rechtvaardig oordeel als Hij aan anderen die genade niet geeft. Daarin moeten wij Hem aanbidden.