Paragraaf 8
Maar zovelen als er door het Evangelie geroepen worden, die worden ernstig geroepen. Want God betoont ernstig en waarachtig in Zijn Woord wat Hem aangenaam is, namelijk dat de geroepenen tot Hem komen. Hij belooft ook met ernst aan allen, die tot Hem komen en geloven, de rust der ziel en het eeuwige leven.
De Heere roept dus mensen door het Evangelie tot de zaligheid. Hij roept ernstig, want het gaat over een heel ernstige zaak: eeuwig zalig of eeuwig verloren!
Het is echt waar: God heeft er lust in dat de geroepenen tot Hem komen. En allen die tot Hem komen en geloven, belooft Hij het eeuwige leven.
Paragraaf 9
Dat er velen, die door de bediening van het Evangelie geroepen worden, niet komen en niet bekeerd worden, daarvan ligt de schuld niet in het Evangelie. Ook niet in Christus, Die door het Evangelie aangeboden wordt. De schuld ligt ook niet in God, Die door het Evangelie roept en aan de geroepenen zelfs onderscheiden gaven meedeelt. Nee, de schuld ligt in degenen die geroepen worden.
Sommigen van hen die zorgeloos zijn, nemen het Woord des levens niet aan. Anderen nemen het wel aan, maar niet in het binnenste van hun hart. Zo komt het dat zij, na enige kortstondige blijdschap, van het tijdgeloof weer terugkeren.
Anderen verstikken het zaad van het Woord door de doornen van de zorgvuldigheden en de wellusten van de wereld en brengen geen vruchten voort. Onze Zaligmaker leert ons dat in de gelijkenis van het zaad, Mattheüs 13.
Velen komen niet en blijven onbekeerd. Ook al worden ze geroepen! De schuld daarvan ligt niet bij het Evangelie; ook niet in Christus, Die hun in het Evangelie wordt aangeboden. De schuld ligt ook niet bij God, Die roept. Nee, de schuld ligt bij degenen die geroepen worden. We denken hierbij aan de gelijkenis van het zaad.
Er zijn mensen die de prediking wel horen, maar zij denken er niet over na. Ze zijn zorgeloos. Het is bij hen als bij het zaad dat op de weg valt en door de vogels wordt weggepikt.
Anderen denken er wel over na. Zij erkennen dat het waar is wat in de Bijbel staat. Het lijkt eerst wel of zij de Heere willen zoeken en dienen. Maar na een tijdje is dat weer over. Het is een tijdgeloof. Hun hart is hetzelfde gebleven. Het is bij hen als bij het zaad dat wel op de akker valt, maar de grond is hard door stenen die daar onder de grond liggen. Het zaad kan geen wortel schieten.
Weer anderen hebben het erg druk. Allerlei zorgen en ook mooie dingen van de wereld nemen hun hart helemaal in beslag. Het zaad wordt door de doornen verstikt.
Paragraaf 10
Anderen die door de bediening van het Evangelie geroepen worden, komen en worden bekeerd. Maar dat moet men niet aan de mens toeschrijven, alsof hij zich door zijn vrije wil zou onderscheiden van anderen die ook voorzien zouden zijn van even grote genade, genoeg om tot geloof en bekering te komen. Dit is de leer van de hoogmoedige ketterij van Pelagius.
Nee, men moet het aan God toeschrijven, Die de Zijnen van eeuwigheid uitverkoren heeft in Christus. Die uitverkorenen roept Hij in de tijd krachtig en begiftigt hen met het geloof en de bekering. Hij verlost hen uit de macht der duisternis en brengt hen over tot het Rijk van Zijn Zoon, opdat zij zouden verkondigen de deugden Desgenen, Die hen uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht. En opdat zij niet in zichzelf, maar in de Heere zouden roemen, zoals de geschriften van de apostelen daarvan steeds getuigen.
Gelukkig zijn er mensen die geroepen worden en wel komen. Zij worden bekeerd. Maar dat hebben zij niet aan zichzelf te danken. We moeten niet denken, dat zij wel wilden. Wij hebben geen vrije wil meer, waarmee we het goede willen. Dat zei vroeger Pelagius. Hij zei: ‘Iedereen heeft genoeg genade in zich om tot geloof en bekering te komen. Als hij maar wil.’ Deze leer van de vrije wil is een valse, een ketterse leer. Het maakt de mens hoogmoedig!
Nee, God roept Zijn uitverkorenen met kracht. We noemen dat een inwendige roeping, omdat het hun hart raakt. En Hij geeft hun geloof en bekering. Zo worden zij verlost uit de macht van de duisternis (de zonde en de duivel) en gebracht tot het Koninkrijk van Christus, om Zijn onderdaan te worden. Zij gaan daarvoor in de Heere alleen roemen. Zijn deugden (rechtvaardigheid, barmhartigheid, goedheid, enzovoort) prijzen zij. Want God bracht hen van de duisternis tot Zijn wonderbaar licht.

