Dordtse Leerregels hfd. 5 paragraaf 13

Paragraaf 13

Wanneer het vertrouwen van de volharding weer levend wordt in degenen die uit de val weer opgericht worden, dan brengt dat geen lichtzinnigheid voort of veronachtzaming van de godzaligheid. Nee, het brengt in hen een veel grotere zorg voort om de wegen des Heeren, die van tevoren bereid zijn, vlijtig waar te nemen. Opdat zij, terwijl zij daarin wandelen, de verzekerdheid van hun volharding zouden mogen behouden en tevens het aanschijn van de verzoende God niet weer van hen afgekeerd zou worden door het misbruik van Zijn Vaderlijke goedheid. Want dan zouden zij vervallen in een zwaardere kwelling van het gemoed.

Het aanschijn van een verzoend God te aanschouwen is de godvruchtige zoeter dan het leven. De verberging daarvan is bitterder dan de dood.

Om die zekerheid te mogen behouden, is het nodig om in Gods wegen te wandelen. Daar moeten zij alle zorg aan besteden. Zij moeten Gods Vaderlijke goedheid niet misbruiken door weer in zonden te vallen. Want dan zouden ze zichzelf nog veel meer kwaad doen.

Verzoend te zijn met God, Zijn gunst en liefde te ondervinden, is voor iemand die God vreest veel meer waard dan het leven. Dat te missen is erger dan de dood.