Paragraaf 8
Zo verkrijgen zij dan dit, dat zij niet geheel uit de staat van het geloof en de genade uitvallen. Dit alles verkrijgen zij niet door hun verdiensten of krachten, maar uit de genadige barmhartigheid van God. Zij blijven niet tot het einde toe in de val en gaan niet verloren. Want als het van hen afhing, zou dat niet alleen gemakkelijk kunnen gebeuren, maar het zou ook ongetwijfeld gebeuren.
Maar ten aanzien van God kan het volstrekt niet gebeuren. Want Zijn raad kan niet veranderd worden, Zijn belofte niet gebroken en de roeping naar Zijn voornemen niet herroepen worden.
Ook kan de verdienste, de voorbidding en de bewaring van Christus niet krachteloos gemaakt worden. De verzegeling door de Heilige Geest kan niet verijdeld of tenietgedaan worden.
Gods kinderen kunnen dus wel vallen, maar zij blijven niet in de val en gaan niet verloren. Dat verdienen zij zelf niet. Daar zorgen zij zelf niet voor. Het is alleen Gods barmhartigheid en genade. Als het van hen afhing, ja, dan zouden ze vast en zeker door hun vallen in de zonde verloren gaan. Maar God zorgt ervoor dat dat niet gebeurt, want Zijn raad (Zijn besluit) en Zijn belofte kunnen niet verbroken worden. Ook bidt Christus altijd voor hen en bewaart hen. Hij heeft alles voor hen verdiend. En ook de Heilige Geest blijft in hun hart wonen.