Paragraaf 14
Deze leer van de Goddelijke verkiezing is, naar Gods wijze raad, vroeger gepredikt door de profeten, door Christus Zelf en door de apostelen, zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament.
Die leer wordt ons nagelaten en voorgehouden in de Heilige Schrift. Daarom moet zij ook vandaag de dag te zijner tijd en plaats in de kerk van God, waarin God in het bijzonder Zijn Woord heeft gegeven, worden voorgesteld.
Dit moet gebeuren met de geest des onderscheids, met godvruchtige eerbied en heilig. Daarbij mogen de wegen van de Allerhoogste niet nieuwsgierig onderzocht worden. Het moet gedaan worden tot eer van Gods heilige Naam en tot een levende troost van Zijn volk. Handelingen 20:27; Romeinen 12:3; Romeinen 11:33 en 34; Hebreeën 6:17 en 18.
In de Bijbel (het Oude Testament en het Nieuwe Testament) lezen wij over de Goddelijke verkiezing. De profeten, de apostelen en de Heere Jezus Zelf hebben erover gesproken. Daarom moeten de mensen er in de prediking ook over horen. Het moet met eerbied gebeuren en zo, dat God erdoor geëerd wordt en Gods kinderen erdoor getroost worden.
Paragraaf 15
Deze eeuwige en onverdiende genade van onze verkiezing wordt in de Heilige Schrift geprezen en ons aangewezen.
Vervolgens getuigt zij dat niet alle mensen zijn verkoren. Sommigen zijn niet verkoren, of anders gezegd: zij zijn in Gods eeuwige verkiezing voorbijgegaan. Dat zijn namelijk zij, van wie God besloten heeft hen in de algemene ellende te laten, waarin zij zichzelf door hun eigen schuld gestort hebben.
Ook in dit besluit is er sprake van Gods geheel vrij, rechtvaardig, onberispelijk en onveranderlijk welbehagen. Die mensen worden niet met het zaligmakend geloof en met de genade der bekering begiftigd, maar God laat hen onder Zijn rechtvaardig oordeel in hun eigen wegen gaan. Zij worden uiteindelijk niet alleen om het ongeloof, maar ook om alle andere zonden verdoemd en eeuwig gestraft. Gods gerechtigheid wordt hierdoor openbaar.
Dit is het besluit der verwerping, waardoor God volstrekt niet tot een bewerker of oorzaak van de zonde wordt gemaakt. (Het is trouwens godslasterlijk dat te denken). Met dit besluit blijkt God een onberispelijk en rechtvaardig Rechter en Wreker van de zonden te zijn, voor Wie men met schrik vervuld moet zijn.
Het is dus zo dat niet alle mensen uitverkoren zijn. Degenen die niet uitverkoren zijn, blijven in de ellende en verlorenheid waarin zij door eigen schuld gekomen zijn. De Heere heeft besloten hen daarin te laten. Hij geeft hun niet het geloof en de bekering. Dat is het besluit van de verwerping.
We weten nog dat God niet verplicht is iemand te redden. Dus ook in dit besluit is de Heere rechtvaardig.
Gaat iemand dus verloren omdat hij niet uitverkoren is? Nee, hij gaat verloren, omdat hij zich niet wilde bekeren tot God. Omdat hij de zonde bleef liefhebben en bleef doen. Omdat hij niet wilde luisteren naar God, Die heel vaak gezegd heeft: ‘Wendt u naar Mij toe en wordt behouden.’ Omdat hij het niet wilde geloven! Dus de straf van God is echt verdiend. Ook omdat er nog zoveel andere zonden zijn gedaan.
Laten we toch vooral niet denken, dat God ervoor zorgt dat iemand blijft zondigen en daarom verloren gaat. Het is erg om dat te denken. De heilige God haat de zonden en waarschuwt ons ontelbaar vaak om toch niet te zondigen tegen Hem.

