liturgie D.V. zondag 15 december

Morgendienst, 3e adventszondag

 

Zingen:            Psalm               130 : 4  

Zingen:            Psalm                 34 : 8   

Schriftlezing:   Lukas                  1 : 57 – 80

Zingen:  Lofzang van Zacharias : 3, 4 en 5

Zingen:            Psalm                75 : 3 en 6

Zingen:            Psalm              117  

 

‘Adventsvreugde in Judea’.

 1) bij wie (vs 67)

 2) door Wie (vs 68)

 3) om Wie (vs 69)

 

Vragen voor onze kinderen en jongeren:

1.Welke ‘lofzangen’ vinden we in Lukas 1?

2.Waarom kan Zacharias niet spreken en waarom is dat zo erg?

3.Wanneer kan een zondaar nu echt God gaan loven?

4.Op welk moment gebeurt dat bij Zacharias?

5.Wat zijn de eerste woorden die deze priester-profeet spreekt?

6.Gaat het in deze lofzang nu over Johannes of over Jezus?

7.Welke diepe klank ligt er in dat woord ‘verlossing’?

8.Verlang jij naar die verlossing? Hoe is dat te merken in jouw leven?

9.Wie bedoelt Zacharias met ‘Zijnen volke’?

10.Waar wijst de ‘Hoorn der zaligheid’ op?

 

Middagdienst/ leerdienst Dordtse Leerregels III/IV, 17

 

Zingen:                         Psalm    122 : 1

Zingen:                         Psalm    132 : 12

Schriftlezing:              Psalm      84

Zingen:                         Psalm      84 : 1, 2 en 5  

Zingen:                         Psalm    119 : 47 en 84   

Zingen:                         Psalm      41 : 7

 

‘Het gebruik van de genademiddelen’.     

1) noodzaak van de middelen (17a)

2) gebruik van de middelen (17b)

3) vrucht van de middelen (17c)

 

Vragen voor onze kinderen en jongeren:

1.Welke drie woorden, die beginnen met een ‘b’, zijn belangrijk als je bekeerd wilt worden?

2.Welke vergelijking maken onze Dordtse vaderen in deze paragraaf?

3.Kun je voorbeelden navertellen van het gebruik van middelen in de natuur/ het alledaagse leven?

4.Leg uit: ‘God is niet aan de middelen gebonden maar wij wel’.

5.Hoe moeten wij het Evangelie ‘gebruiken’? Doe jij dat al?

6.Voor welke twee dingen gebruikt God de prediking?

7.Waarom is de zuivere prediking tot ‘eer van God’ en tot ‘nederdrukking van alle hoogmoed des mensen’?

8.Welke drie kenmerken van de ware kerk noemt paragraaf 17?

9.Wat is de betekenis van het voorbeeld van de ‘zelfbedieningswinkel’?

10.Waarmee eindigt deze paragraaf en dit hoofdstuk?