Deze collecte-betaalmogelijkheid is van maandag t/m zaterdag actief. De bedragen worden als totaalbedrag overgemaakt naar de rekening van de diaconie. Vanaf deze rekening worden de bedragen naar de afzonderlijke doelen verdeeld.
| U kunt hier de Dordtse Leerregels in hedendaags Nederlands lezen |
- Liturgie DV zondag 14 december
Morgendienst/ 3e adventszondag
Zingen: Psalm 42 : 1
Zingen: Psalm 119 : 12
Schriftlezing: Hooglied 2
Zingen: Psalm 63 : 1, 2 en 3
Zingen: Psalm 73 : 13 en 14
Zingen: Psalm 70 : 3
Hooglied 2 vers 8
‘De adventsjubel over de Bruidegom’. We horen van:
1) Zijn stem (dat is de stem mijns Liefsten)
2) Zijn komst (zie Hem, Hij komt)
3) Zijn gang (springende…heuvelen)
Vragen voor onze kinderen en jongeren:
1.Wie worden er bedoeld met de Bruidegom en met de bruid?
2.Wat zegt de Bruidegom van zijn bruid (vers 2) en wat zegt de bruid over de Bruidegom (bijvoorbeeld vers 3)?
3.Wie worden er bedoeld met de ‘dochteren van Jeruzalem’?
4.Welke boodschap krijgen zij met vers 7? Kun je het voorbeeld van de ‘wildkansel met de ree en de hinde’ navertellen?
5.Wat is de nood van de bruid(skerk)?
6.Welke ‘stem’ hoort de bruid?
7.Verlang jij ook die stem te horen? Waar kun je die horen?
8.Hoe klinkt de adventsjubel? Kun je iets van de diepe blijdschap vertellen die er achter deze roep ligt?
9.Wat wordt er bedoeld met de ‘bergen en heuvelen’?
10.En welk heerlijk onderwijs ligt er achter die woorden ‘springende’ en ‘huppelende’?
Middagdienst, Heidelbergse Catechismus zondag 12b (vr./antw. 32)
Zingen: Psalm 84 : 3
Zingen: Psalm 34 : 7
Schriftlezing: Handelingen 11 : 19 – 30 //
Zingen: Psalm 72 : 1, 6 en 7
Zingen: Psalm 143 : 10 en 11
Zingen: Avondzang : 6
‘Een christenleven lijden’; vier kernwoorden:
1) Belijden (omdat t/m belijde)
2) Toewijden (en t/m offere)
3) Bestrijden (en met t/m strijde)
4) Verblijden (en hiernamaals t/m regere)
Vragen voor onze kinderen en jongeren:
1.Wanneer en waar werden volgelingen van Christus voor het eerst ‘christenen’ genoemd?
2.Leg uit: ‘Die scheldnaam is weer één van de domme zetten van de satan’.
3.Waar lezen we in de Bijbel nog meer de naam ‘christen’?
4.Ben jij weleens uitgescholden omdat je naar de kerk ging of iets zei van een lelijk woord of vloek? Wat deed je toen?
5.Hoe wordt je nu een echte christen?
6.Kun je het voorbeeld van de zalfolie navertellen?
7.Wat gaat een echte christen belijden? En wat betekent dat?
8.Hoe is een christen nu ‘priester’ en welk ‘offer’ brengt een christen?
9.Tegen wie moet een christen ‘strijden’ en met welke wapens?
10.Wat is de blijdschap van een christen? Welke twee woordjes uit het slot van het antwoord zijn heel belangrijk?

